Lolke en Sjoerd Postma emigratie naar Argentinië

Schoenmaker Tjeerd Postma (Koudum 15-11-1816 -- Koudum 22-01-1891) kreeg met zijn vrouw Sjoukje Ulbes Bruining (Drachten 02-04-1812 -- Koudum 14-03-1871) vier zonen: Ulbe (geboren 28-02-1848), Lolke (geboren 11-01-1852 in Hemelum), Willem (geboren 10-10-1853 Hemelum) en Sjoerd (geboren in Hemelum op 14-3-1855). Twee zonen, Lolke en Sjoerd, vertrokken met hun gezin in 1889 naar Argentinië[1].

Het verblijf in Argentinië was geen succes. Lolke verloor al snel een kind, overleed even later zelf, waarna de weduwe met de overgebleven kinderen terugkeerde naar Koudum. Sjoerd verloor al snel zijn vrouw en een van de kinderen. Later overleed een tweede kind. Het lijkt erop dat hij in Argentinië is gebleven.

 

Het gezin van Lolke Postma

 Lolke Postma is geboren op 11 januari 1852 in Hemelum waar zijn vader schoenmaker was. Hij trouwde in Workum op 6 mei 1875 met Marij van der Sluis. Marij is in Workum geboren op 20 oktober 1849. Ze moet bij het huwelijk hoogzwanger geweest zijn, want een maand na het huwelijk werd de eerste dochter Akke geboren. Het meisje is slechts twee maanden oud geworden[2]. Marij, zoals ze op haar geboorteakte en op de huwelijksakte heet, werd vanaf de geboorte van haar eerste kind ‘Maria’ genoemd. Ruim een jaar later kreeg een tweede dochter ook de naam Akke; dit meisje overleed op tweejarige leeftijd.[3]

Huwelijksakte Lolke Postma en Marij van der Sluis

In 1879 komt er weer een meisje. Dat krijgt de naam Sjoukje en zal nog geen jaar worden.[4] Een tweede Sjoukje wordt in Koudum geboren eind 1880. Deze Sjoukje zal als kind heen en weer reizen naar Argentinië en op 73-jarige leeftijd in Harlingen overlijden.[5] Een in 1884 geboren dochter krijgt weer de naam Akke. Ook zij vertrekt als kind met het gezin naar Argentinië en keert met haar moeder en zus weer terug naar Friesland, waar ze uiteindelijk op 57-jarige leeftijd in Leeuwarden overlijdt.

Ten slotte wordt op 7 maart 1887 in het arbeidersgezin zoon Tjeerd geboren. Het gezin (vader, moeder met twee dochters en een zoon), wonende te Koudum A/161 wordt op 10 juli 1889 uit het bevolkingsregister van Hemelumer Oldeferd uitgeschreven wegens vertrek naar Zuid-Amerika. Net als het gezin van broer Sjoerd vertrekt dit Koudumer gezin op 4 juni 1889 met de ss Schiedam van Rotterdam en arriveert op 9 juli in Buenos Aires.

In een ingezonden brief (hieronder geciteerd in het verhaal van broer Sjoerd Postma) in het Algemeen Nieuwsblad schrijft mede-Koudumer Wouter Wouters hoe wreed het lot was van de gebroeders Postma. Nadat eerst Sjoerd zijn vrouw en een kind verloor, stierf ook Tjeerd, de enige zoon van Lolke en Maria. Wouters schrijft: “De weduwe van Postma kreeg permissie om, wat zij noodig had, maar uit den winkel te halen. Intusschen werden middelen in het werk gesteld, haar weer naar Nederland terug te sturen. Dit is ook gebeurd. Genoemde weduwe woont thans weer in Koudum.”

Maria Postma – van der Sluis ging na haar terugkomst uit Argentinië op 23 december 1889 met haar twee kinderen Sjoukje en Akke wonen bij haar schoonvader Tjeerd Postma, schoenmaker in Koudum. Daar werd ze op 28 december 1889 ingeschreven op Ooste A/223. Als beroep wordt dan nog opgegeven ‘geen’, maar later staat ze te boek als werkster.

Op 12 december 1895 verhuisde ze van het adres Koudum A/161A (dat is ook het adres waarvandaan het gezin van Lolke en Maria Postma vertrok naar Argentinië) met de beide kinderen naar ’s-Gravenhage. Nog geen jaar later, op 29 september 1896 was ze met de beide kinderen weer terug in Koudum, op het adres A/43. Enkele maanden later, op 27 januari 1897 ’s middags om half twee overleed Maria van der Sluis. Aangifte van het overlijden is gedaan door de veertigjarige arbeider Tjeerd Stellingwerff en de 25-jarige molenaarsknecht Pieter Zeldenrust.

  

Het gezin van Sjoerd Postma

Sjoerd Postma – in alle gemeentelijke vermeldingen arbeider genoemd - werd geboren in Hemelum op 14 maart 1855. Als jongeman verhuisde hij enkele keren. Zo ging hij In 1874 naar Workum en drie jaar later verhuisde hij van de gemeente Hemelumer Oldeferd naar Hindeloopen en in 1878 weer terug naar Hemelumer Oldeferd.

Hij trouwde op 6 mei 1880 in Koudum met Gatske de Vries die op 3 maart 1850 in Koudum was geboren, maar die in de jaren voor haar huwelijk als dienstmeisje of ‘boeremeid’ in Workum, Hindeloopen en Stavoren gewoond had. In 1881 werd dochter Sjoukje geboren, in 1882 dochter Aafke. Zoon Tjeerd, die in 1885 werd geboren, overleed op 1-jarige leeftijd, maar in 1887 werd er een tweede zoon Tjeerd geboren. Op 10 juli 1889 is het gezin (wonende in Koudum A306a) met deze drie kinderen door de gemeente Hemelumer Oldeferd uitgeschreven wegens vertrek naar Zuid -Amerika.

Na een reis van 36 dagen (van 4 juni tot 9 juli 1889 op de ss Schiedam) kwam het gezin Postma aan in Buenos Aires. Enkele dagen verbleven de landverhuizers in het Emigrantenhotel in Buenos Aires. Via Rosario, waar ze weer drie dagen in een Emigrantenhotel verblijven, gaan ze naar Mendoza[6], waar ze weer vijf dagen in het Emigrantenhotel verblijven. Dezelfde reis maakt de eveneens uit Koudum afkomstige Wouter Wouters. Die Wouters schrijft later in een ingezonden brief in het Nieuw Advertentieblad van 31 mei 1893:

Van de 21 Hollandsche huisgezinnen, waaruit ons reisgezelschap bestond, kon niemand een woord Spaansch (hier de taal) spreken of verstaan. De drie laatste dagen van onze reis werd ons geen maal eten uitgereikt; wij moesten onszelf maar redden en er waren er onder ons, die geen cent meer bezaten. Te Mindoza [in deze brief spelt Wouters de plaatsnaam Mendoza met een i] werd echter goed voor ons gezorgd. Des anderendaags moesten 15 van de 21 familiën vertrekken naar San-Juan en wij overgebleven 6, onder wie ook de gebroeders Postma bleven te Mindoza.
      Wij meenden landbouwers te zullen worden, maar van landbouw was hier geen sprake; het was hier alles wijnbouw. Nu hebben de Hollanders wel een zekere naam als wijndrinkers, maar van wijnbouwen hebben ze al heel weinig begrip. Wij ook.
     Toen we een dag of vijf in het emigranten-hotel hadden gelogeerd, kwam een Duitscher ons vragen, of we niet bij hem in dienst zouden willen komen; hij had een werk aangenomen, vijf uren daar van daan.
   Dit aanbod werd met graagte aangenomen. ’s Anderen morgens moesten wij te 7 uur aan den trein wezen en wij spoedden ons allen, doch wij waren nog geen honderd pas van het emigranten-hotel verwijderd, of daar zakte Gatsche [=Gatske] de Vries, vrouw van Sjoerd Postma, ineen en was op hetzelfde ogenblik een lijk.
     Sjoerd was door dit droevig voorval genoodzaakt voorloopig te Mindoza te blijven. Hier zat hij, in een vreemd land, onder vreemde menschen, die een vreemde taal spraken en dat met drie kinderen, van wie de kleinste ziek was. Dit kind werd hem afgenomen en naar het ziekenhuis gebracht. Drie dagen later kwam hij vragen, hoe het met zijn lieveling was. Het is dood, werd hem geantwoord. De zwaar beproefde man is nog drie dagen later bij ons gekomen.
     Toen heeft eerst Lolke Postma zijn kind verloren, vervolgens ondergeteekende een kind [zoon Eelke kwam in 1890 door een ongeluk met een jachtgeweer om het leven], daarna is Lolke Postma zelf ziek geworden en vier weken later overleden.
     ’t Is treurig, op welke eene wijze hier de begrafenissen plaats hebben. ’t Is of een doode hond wordt weggebracht. Door een of twee vrienden wordt een graf gedolven, twee meter diep.
     De weduwe van Postma kreeg permissie om, wat zij noodig had, maar uit den winkel te halen. Intusschen werden middelen in het werk gesteld, haar weer naar Nederland terug te sturen. Dit is ook gebeurd. Genoemde weduwe woont thans weer in Koudum. Sjoerd Postma heeft later nog een meisje van 7 jaar verloren. Dit kind is verdronken. Postma is, na twee maanden bij ons gewerkt te hebben, van ons vertrokken.[7]
     Wij hebben hier dus heel wat lotgevallen doorleefd, den eersten tijd. Het geval heeft zich ook nog voorgedaan, dat een man zelf het graf heeft moeten delven voor zijn overleden vrouw.”

Fragment van de ingezonden brief van Wouter Wouters in het Nieuw Advertentieblad 31-05-1893

 

Uit deze ingezonden brief van Wouter Wouters weten we dus dat Sjoerd Postma snel na aankomst op 9 juli 1889 in Argentinië eerst zijn vrouw Gatske de Vries kwijtraakte en vlak daarna overleed zijn zoontje Tjeerd.

In een verslag van Karel de Hoop[8], die met enkele andere Koudumers op 30 oktober 1889 in Buenos-Aires was aangekomen, noemt De Hoop ook Sjoerd Postma. Karel de Hoop en zijn eveneens ongetrouwde broer Jan, waren bepaald niet gelukkig toen ze na dagen en dagen reizen ver in het binnenland van Argentinië nog steeds geen goed werk konden krijgen. Karel en Jan lopen dan weg op zoek naar beter werk. Ze komen na een paar dagen lopen aan in Villa Mercedes, waar ze op de heenweg ook al een paar dagen vertoefd hebben. Karel schrijft: “Hier kregen wij werk bij een spoorweg die aangelegd werd en kwamen wij in de kost bij Sjoerd Postma, die ook aan de lijn werkzaam was.”

Sjoerd Postma werkte in 1990 dus aan de aanleg van een spoorweg in Villa Mercedes, een stad die zo’n 750 kilometer ten westen van Buenos Aires ligt. Gesticht eind 1856 groeide de plaats snel, vooral na 1875 toen de spoorlijn vanaf Rosario Villa Mercedes bereikte. In de jaren daarna is de spoorlijn verder uitgebreid naar San Juan en Mendoza, aan de westkant van Argentinië.   

Een van de dochters van Sjoerd Postma, waarschijnlijk Aafke, overleed in Argentinië op zevenjarige leeftijd, dat zal in 1890 geweest zijn. Hoe het verder met Sjoerd Postma en de overgebleven dochter Sjoukje in Argentinië is gegaan, is niet bekend. Uit niets blijkt ook of ze teruggekeerd zijn naar Nederland.

 

[1] Zie voor een inleidend artikel over de emigratie van Koudumers naar ArgentinIë op deze website: ‘Emigratie van Koudumers naar Argentinië eind 19e eeuw’.

[2] Akke Postma geboren 09-06-1875 te Koudum - overleden op 18-08-1875 te Koudum.

[3] Akke Postma geboren 03-12-1876 te Koudum - overleden op 27-01-1879 te Koudum

[4] Sjoukje Postma geboren 09-07-1879 te Koudum - overleden op 15-06-1880 te Koudum

[5] Sjoukje Postma 25-12-1880 Koudum - overleden op 09-04-1954 te Harlingen

[6] Mendoza ligt ruim 1000 kilometer ten westen van Buenos Aires, niet ver van de Chileense grens. Het is tegenwoordig een van de bekendste wijnsteden in Argentinië. Het was lange tijd een klein plaatsje, tot het eind 19e eeuw een spoorwegverbinding kreeg met Buenos Aires. Toen duurde de treinreis enkele dagen.

[7] Wouter Wouters. ‘Argentinië’. Ingezonden brief in het Nieuw Advertentieblad [de Hepkema] 31-05-1993. Helaas zijn de jaargangen 1873-1901 van dit blad niet te vinden op de website Delpher. Gelukkig zijn ze nog wel op microfilm te raadplegen bij Tresoar in Leeuwarden.

[8] Het hele verslag van Karel de Hoop staat op deze pagina.