De onderduikperiode van Dirk Jan Norg

Omdat hij niet te werk gesteld wilde worden in Duitsland, besloot Dirk Jan Norg uit Harlingen onder te duiken. Zo kwam hij in de zomer van 1944 in Koudum terecht, bij de familie Spoelstra in het boerderijtje met het huidige adres Nieuweweg 40. Via zijn werk kende hij Wiebe Munniksma en hij wist ook dat die hem kon helpen. Eenmaal in Koudum bracht Wiebe hem bij Anne Osinga die hem bij Spoelstra onderbracht.

 

Dit is het huis van de familie Spoelstra aan de Nieuweweg 40, getekend in 1982 door Jentsje Fekkes naar de situatie van 1959 (beschikbaar gesteld door Pieter Spoelstra).

Dirk Jan Norg, geb. 22 dec. 1925, ovl. 11 aug. 2006, zette omstreeks 2005 zijn onderduikherinneringen op papier, over liever: hij liet dat doen door zijn broer de historicus J. K. Norg. Het is een tamelijk uitgebreid relaas doorspekt met allerlei informatie over de context. Historisch Koudum ontving in 2022 een kopie van dit stuk van de familie Spoelstra. Het begint met informatie over zijn familie en de aanleiding voor de onderduik. Het stuk over Koudum beslaat het grootste deel. De laatste drie bladzijden gaan over zijn arrestatie kort voor de bevrijding.

Annie Aukema-Hornstra heeft Durk, zoals zij hem noemt, ook gekend net als zijn uitgewerkte verhaal, want zij schreef het grotendeels over en combineerde het met haar eigen herinneringen. Ook van de tekst van Annie heeft HK een kopie. De familie Hornstra waren buren van Spoelstra. Hun huis heeft nu het adres Nieuweweg 36. Norg noemt inderdaad dat hij regelmatig in het grote gezin van de fam. Hornstra te gast was.

Het verhaal van Norg over het verblijf in Koudum mist helaas een duidelijke chronologische structuur, daarvoor bevat het te weinig data, maar er zijn wel enkele aanknopingspunten te vinden. Uiterlijk 1 juli 1944 moest hij zich melden bij de arbeidsdienst, dus voor die datum was hij al in Koudum. Na enige tijd moest hij voor een week elders onderdak zoeken. Hij gaat dan naar Harlingen en terug naar Koudum met de trein. Dat betekent dat het voor 17 september 1944 was, de datum van het uitroepen van de spoorwegstaking. Maar waarschijnlijk, gezien het vervolg, speelde dit eerder en was het eind juli. Bij terugkomst was zijn bed bezet en moest hij voortaan in het hooi slapen.

Het verhaal gaat verder met het overlijden van Pieter, het zoontje van zijn onderduikgevers Hielke en Geeltje Spoelstra. Dit was op 8 augustus 1944. Na enige tijd moest hij daardoor verkassen en kwam zo bij Catharinus en Geertje de Jong, die diep in het veld op het Slobbenêst woonden, nu Butenskar 4. Het begin van de lange ‘reed’ naar hun boerderij lag tussen de woningen van Spoelstra en Hornstra in. Norg hielp De Jong bij het opschonen van de sloten. Werk dat altijd in de herfst werd gedaan. Toen het winter werd was er minder werk en kreeg Dirk Jan ruzie met Geertje en kon hij daar niet langer blijven. Zo kwam hij voor de tweede keer bij Spoelstra onderdak. Maar ook nu moest hij slapen in het hooi.

Halverwege de tekst gaat het over de executie van een verrader door het verzet. In Koudum zijn voor zover bekend inderdaad minstens twee van verraad verdachte personen door het verzet omgebracht. Deze kwestie is na de oorlog grotendeels in de doofpot gestopt en sindsdien hebben bijna alle betrokkenen gezwegen.[1] Norg noemt geen datum, maar uit de context valt op te maken dat hij de executie lijkt te plaatsen in het najaar van 1944. Het moet zich hebben afgespeeld als Norg na de week in Harlingen weer terug is bij Spoelstra, maar kennelijk nog voor hij naar De Jong verkast. Deze tijdsaanduiding wijkt af van alles wat over de bedoelde liquidaties bekend is. Het is daarom denkbaar dat het pas in de winter speelde, toen Norg voor de tweede keer bij Spoelstra kwam en in het hooi moest slapen.

De verrader zat volgens Norg ondergedoken op de boerderij van Schut, de buren ten oosten van Spoelstra, nu Nieuweweg 42. Ook voor dit gegeven is Norg de enige bron, wel is mondeling overgeleverd dat zich in deze boerderij het een en ander heeft afgespeeld in relatie tot de liquidatie van een van verraad verdachte persoon. Norg is overtuigend als hij schrijft: ‘Ik ontmoette hem dan ook vaak en maakte meestal een praatje met hem. Nadat ik van het verraad hoor krijg ik de indruk dat hij mij misschien daarom niet heeft verraden.’ […] ‘Als de bewijzen zich tegen hem opstapelen wordt hij door de Binnenlandse Strijdkrachten bij de Galamadammen doodgeschoten en het lijk in het meer gegooid.’ Dit laatste is conform de openbare politiedocumenten, hoewel die niet spreken van de NBS maar van een knokploeg uit Doniawerstal.

De verrader wordt in het stuk ‘de 21 jarige Arend Klee’ genoemd, ‘een grondwerker uit Amsterdam.’ Over de liquidaties in Koudum is na de oorlog alleen officieel naar buiten gebracht dat Klee door het verzet is gedood, als enige. Maar hij lijkt niet de door Norg bedoelde persoon want pas eind december kwam Klee in Koudum en bovendien is goed gedocumenteerd dat hij elders in de kost was en niet bij Schut. In het stuk van Norg lijkt de naam van Klee dan ook ten onrechte te zijn toegevoegd, op basis van onderzoek. Dit valt af te leiden uit het noemen van de leeftijd en het beroep van Klee. Dit staat genoemd in een naoorlogs proces-verbaal van de politie en is bijv. ook door oorlogsschrijver Pieter Wijbenga aangehaald.[2]

Jan de Vries, 10 januari 2023.

[1] Zie over deze zaak: Ytsje Hettinga en Jan de Vries, It grutte swijen: De moord op Piebe Hoekema en de gevolgen (Warkum: De Ryp, 2022).  

[2] Pieter Wijbenga, Bezettingstijd in Friesland (Leeuwarden: De Tille, 1995), deel III, p. 262.