1788, Tegenwoordige staat van Friesland

KOUDUM, een der vermaakelykste en schoonste Dorpen van Friesland, is gelegen op hooge terpen in laag land, een uur gaans ten Zuidoosten van Hindeloopen, en pronkt met eene groote Kerk en zeer hoogen scherpen toren, van 95 voeten muurwerk en een leyen spits van 109 voeten. Dezelve werd gebouwd door den Grietman Douwe Epema, die, dit werk in 1614 begonnen hebbende, 't zelve in 1617, en dus in drie jaaren tyds, ten einde bragt. Tot het fundament had men honderd en tachtig duizend steenen noodig, dewyl het muurwerk 7 voeten dik is. Met behulp van eenen middelmaatigen verrekyker kan men van deezen toren de Rhede van Texel en de Schepen, die daar liggen, onderscheidenlyk zien. Ook dient dezelve tot een baken, niet alleen in de Zuiderzee, maar zelfs, zo men verzekert, by 't inkomen van Texel of het Vlie. De Kerk, die zo wel als de toren een schoon aanzien van buiten heeft, is waardig om ook van binnen gezien te worden, pronkende dezelfe met een fraaien predikstoel, die rust op zeven marmeren pylaartjes, een schoon Orgel, zindelyke Gestoelten van eenige aanzienlyke Familien, en nette zitbanken. Hoe veel Koudum, dat in 1515, door den zwarten hoop, benevens Hindeloopen, Molkweerum en andere plaatsen was afgebrand, by den laatsten vyandlyken inval der Spanjaarden in 1586, hebbe moeten lyden, ziet men uit een gedenkschrift, dat nog tegenwoordig in deeze kerk voor handen is, en, niet zo zeer om zyne fraaiheid van taal en digtkunde, als wel om zynen inhoud, hier eene plaats verdient; hetzelve luidt woordelyk aldus:*

Anno 1586,

In Januario op Pontiaan den 14 dag

In Koudum groot jammer men zag

Aan man, wyf en kind, groot in 't getal,

Met hangen en vrouwen schenden overal;

An peerde steerten gebonden voorwaar,

Als honden zy naliepen, dat is zeker en klaar,

Al van de malcontenten zeer boos en wreed

Leeden ook jonge dogters menig verdriet

De kerkbuurt van dit Dorp is groot, loopende ongeveer Zuid en Noord, en bestaande uit een drie dubbelen langen rydweg, alom met huizen bezet, die in 't jaar 1620 al over de honderd beliepen. Ook liggen deze huizen zeer vemaakelyk in een zaverige, vruchtbare en lommerryke landouwe. Onder dit Dorp behoort de uitbuurte Terwisga, doorgaans Kolderwiske genaamd, die weleer aan Zee lag, toen men het Workumer Nieuwland nog niet bedykt had. Eertyds lagen hier ook de  Staten Galama, Epema en Keimpe Doniahuis, die reeds alle genoegzaam verdweenen zyn. Doch in 't Noorden der buurt, heeft men nog de State Grovestins, die in laater tyd merkelyk versierd is door den Grietman Van der Waajen, die niet alleen het huis fraai verbouwd, maar ook verscheiden schoone hovingen en plantagien by 't zelve heeft gevoegd; behoorende dit huis thans aan den Wel Ed. Gestr. Heer de Beere, Grietman van deeze Grieteny. In 't Zuidoosten van Koudum ligt Galama Dam, of Galama-Dammen, alwaar, tot gerief der Scheepvaart van Stavoren op Sneek, eene doorvaart gegraven is, door den Heer Laelius van Lyklama, weleer Raad in den Hove van Friesland, aan wien daar voor, ten eeuwigen dagen, is toegestaan, het heffen van een tol op de doorvaarende Schepen. Op deeze plaats is, in 't jaar 1732, de bovengemelde sluis aangelegd, en daar by vindt men eene vermakelyke Buitenplaats, toebehorende aan de Heere Mr. H.H. Huber, Raad in den Hove van Friesland. Ook is hier eene aangenaame Herberg, alwaar in den Zomer veel lieden komen om meervisch te eeten, die hier in overvloed te vinden is. In 't Zuidwesten des Dorps staat de Korenmolen, en in 't Zuiden heeft men een droog gemaalen meertje met naame Ottopoel. Gelyk in eenige andere groote Dorpen meer, alzo zijn ook hier veel stemmen op byzondere wooningen gelegd, die met elkander 114 in getal bedraagen.

Uit: Hedendaagsche historie, of Tegenwoordige staat van Friesland, deel III (Amsterdam 1788).

* Ondanks deze bewering is de tekst van het bord niet volledig weergegeven, dit blijkt uiteraard uit het bord zelf maar ook uit oudere beschrijvingen.