Cafe Spoorzicht in Nieuwe Revu, 1974

 

Café Spoorzicht in een artikel uit de Nieuwe Revu van 11 oktober 1974.

Een van de tientallen, wellicht honderden  Spoorzichten. Maar geen een zo uniek als deze. En dat weten zelfs de Bakhuisters.

Café Spoorzicht in het Friese Koudum zal blijven wat het eeuwig geweest is. Een drinkgelegenheid waar de vaste jongens vrijelijk uit de ijskast pijpjes pils rukken, waar het hele jaar door kerstbomen de sfeer omlijsten en waar het biljart een bijzettafeltje werd. Kortom een verrukkelijk oord voor drinkers.

Hoeveel etablissementen zouden er in Nederland bestaan die de naam "Spoorzicht" dragen? Daarover zijn geen statistieken, maar het zijn er ongetwijfeld duizenden. Doorgaans zijn het treurige gelegenheden, schuin tegenover het station. Moedeloze uitspanningen, die iemand als Carmiggelt zo doeltreffend weet te beschrijven. Café-restaurants, waar het meestal stil is, waar de enige ober zwijgend rondgaat, en waar in het grijs geklede vertegenwoordigers al vele generaties lang bleke uitsmijters eten; daarna reizen ze door, in hun Opel-kadet, met achterin een stang met jurken. "Spoorzicht?" Breek me de bek niet open. Ook het plaatsje Koudum, 2600 inwoners, gelegen in de Friese zuidwesthoek, tussen Hindeloopen en Staveren, heeft zijn eigen "Spoorzicht". Maar met de hierboven beschreven Horeca-bedrijven heeft het uitsluitend de naam gemeen. Café "Spoorzicht" te Koudum is anders. Totaal anders. Sterker nog: het zou zeer hoge ogen gooien, wanneer we zouden besluiten tot het instellen van de strijd om de titel "Het Merkwaardigste Café van Nederland." en laten de kastelein en bezoekers van het al in 1722 tot café verbouwde varkenshok in Grootehelm (waar volgens oud-folkloristisch gebruik de gasten hun bier uit asbakken drinken) nu niet meteen beginnen met het schrijven van woedende brieven naar de redactie. Zij komen - wie weet - misschien óók nog wel eens aan de beurt. Café "Spoorzicht" te Koudum wordt sinds 1935 beheerd door Hendrika (roepnaam: Hinne) Hogeveen-De Boer. Dat is dus bijna veertig jaar, maar het ziet er niet naar uit, dat er in die periode veel aan "onderhoud" is gedaan. Laat staan, dat men zich heeft overgegeven aan moderne grillen als "vernieuwing" of "vervanging". Aan de buitenkant niet, maar ook van binnen niet. Alles is sinds jaar en dag bij het oude gebleven. Dat is ook het credo: "Het is hier, zoals het altijd geweest is, en zo zal het ook altijd blijven".

De vaste jongens

Het interieur van "Spoorzicht", tja hoe zou je het moeten beschrijven? U zou er eigenlijk geweest moeten zijn. Maar misschien zijn de foto's van De Vogel veelzeggend genoeg. Het café is een soort kruising van een huiskamer, een magazijn en het rommelhok, waar je alle rotzooi neerzet, waar je niet zo gauw een plaatsje voor kunt vinden. Neem nou het biljart. Vroeger werd daar met grote regelmaat gebruik van gemaakt, onder andere door de biljartvereniging "Krek mis". Maar ja, hoe gaat het? Er zet 'ns iemand een glas op het biljart neer, even later staat er een fles, en op een gegeven moment kan er niet meer gebiljart worden, omdat de hele tafel vol staat. Flessen, glaswerk, asbakken, brieven, drukwerk, vazen met bloemen, speelgoed van de kleinkinderen, enzovoorts. "Het biljart is nu eigenlijk een soor bijzettafel geworden" zegt mevrouw Hinne Hogeveen. Eén keer per jaar wordt het biljart ontruimd: dan wordt er gespeeld om de titel "Kampioen van Spoorzicht". Dat is 5 december. En daar blijft het bij. "Krek Mis" is opgeheven. "Wie toch wil biljarten gaat naar een ander café", redereert de leiding van "Spoorzicht". Is dit het bruinste café van Nederland? Zeker weten doe je zoiets natuurlijk nooit, maar het zou goed kunnen. Alles wat hier staat, hangt of ligt, is oud tot zeer oud. Bijvoorbeeld het fraaie houten barretje in de hoek. Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt. Waarschijnlijk is het ding zo oud als het café zelf, zeggen de bezoekers. Niet, dat die bar nog gebruikt wordt, o nee. Er is hetzelfde mee gebeurd als met het biljart: overwoekerd door allerlei onduidelijks. De nog steeds aanwezige bierpomp heeft niemand ooit in bedrijf gezien. "Ze drinken hier liever flesjes" deelt kastelein Aart Hogeveen mee, "daar gaat méér in dan in een getapt glas".    

Er verdrinken er meer in het kleine glaasje dan in de Grote Oceaan

Café-eigenaar Hogeveen richt het woord tot ons vanuit een gemakkelijke stoel. Hij is het type kastelein dat horeca-expert Carmiggelt meestal omschrijft als "vermoeid-zwijgend". Hogeveen is een man van weinig woorden, en - naar het zich laat aanzien - ook van weinig actie. Dat is hier ook niet nodig. De vaste bezoekers (de overgrote meerderheid) bedienen zichzelf, en Hogeveen houdt globaal zo'n beetje in de gaten wat iedereen zo ongeveer nuttigt. Dat is wel handig voor bij het afrekenen. De kastelein heeft het niet zo erg begrepen op onbekenden in het café. Dat betekent, dat hij namelijk uit zijn stoel moet komen om te informeren wat de heren willen gebruiken. En dan nog de bediening. Nee, met de vaste jongens, dat is veel gemakkelijker, daar heeft hij geen omkijken naar. Allemaal betrouwbaar, allemaal prima. "Ik ben Aart en altijd kalm en bedaard" rijmt hij, waarna hij wil weten of het hem financieel nog wat oplevert, zo'n verhaal in "NIEUWE REVU". We zeggen van niet, maar meneer Hogeveen is wat hardhorend, en meent te verstaan dat we hem 200 gulden in het vooruitzicht stellen. Een hoop verwarring, waar we voorlopig een eind aan maken door een rondje aan te bieden.

Het eeuwige licht

We schuiven aan bij de grote ovale tafel, sinds jaar en dag het vitale centrum van de kroeg. Rustig innemende lokalen melden, dat het bedrijf naar hun schatting zo'n 150 jaar oud is, en dat er inzake het interieur nooit iets gewijzigd is. "M'n grootvader kwam hier al, en toen was het precies zoals nu". Het is eigenlijk een soort museum, mompelt iemand, een conclusie, die een soort gematigde geestdrift losslaat.     De witte koelkast, waarin de drank is opgeslagen, gaat open, en er komt nog wat bier op tafel. "Vroeger had je hier ook nog de damklub T.O.G., dat betekent "Tot Ons Genoegen", maar die bestaat nu niet meer. Kastelein Hogeveen knikt. Hij schijnt er zeer mee ingenomen, dat hij dat drukke gedoe met die damborden niet meer om zich heen heeft. Vervolgens informeert hij hoe of het nou met die 200 gulden staat. Behulpzame klanten brengen hem op de hoogte.Een groot deel van het meubilair doet dienst als bijzettafeltje.

Mevrouw Hogeveen is nu ook gearriveerd. Een hele lieve 68-jarige dame, die vraagt wat we van haar kerstboompjes vinden. Inderdaad: in september staan er volledig verlichte en versierde kerstbomen in huize Hogeveen, één in het café, één in de huiskamer. Het blijkt een jarenlange traditie. Ik houd zo van dat licht, het maakt de boel zo vrolijk, zegt mevrouw Hogeveen. Daarom laat ik ze na Kerstmis altijd staan, bijna het hele jaar door. Ze geven me moed, in de donkere tijd. Mijn moedboompjes noem ik ze altijd. Ik zou ze niet meer kunnen missen. In oktober verdwijnen ze, maar in december krijg ik dan weer nieuwe. We treffen het: de man die voor de levering van deze bomen zorgt, is óók aanwezig: de directeur van het plaatselijke tuincentrum "Welgelegen". Het zijn natuurlijk geen gewone bomen, die hier staan. Gewone bomen vallen uit. Alleen via bijna ongeoorloofde praktijken is er nog aan deze twee ijzersterke sparren te komen, maar elk jaar lukt het weer. Mevrouw Hogeveen verdwijnt naar de huiskamer om even later terug te keren met een aantal dichtbeschreven velletjes papier. Af en toe schrijf ik zo maar 'ns op, wat me in de kop komt, zegt ze. Onze aandacht wordt gevraagd voor een gedicht, waarin bezongen wordt, wat de kerstbomen voor haar betekenen. Het vers is in het Fries geschreven en met behulp van meneer "Welgelegen" wordt aan een vertaling ten behoeve van de lezers van "NIEUWE REVU" gewerkt. Letterlijk vertaald (dat doet aan rijm en ritme geen recht, maar goed) staat er: Mijn kerstboompjes, die ik zo lang houd, ik kan jullie niet missen in deze koude, harde wereld. Die vredige, stille lichtjes zijn het symbool van het grote eeuwige licht, dat Jezus in deze wereld eens bracht. En dit is nog maar het begin. Het is mevrouw Hogeveen tijdens het voorlezen van het gedicht even te veel geworden. Nadat ze haar tranen met een zakdoek heeft verwijderd, zegt ze: Ik vind het mooi om gedichten te maken. ja dat vind ik heel mooi.

Net een roman

De sfeer is wat breekbaar geworden, iedereen slikt iets weg, waarna het gesprek komt op de bezoekers van "Spoorzicht". Het blijken vooral "oudere mensen" te zijn, terwijl op zondagmiddag nog wel 'ns wat jongeren langskomen. Iedereen is in principe welkom, zegt mevrouw, behalve de inwoners van het nabije Bakhuizen. Die Bakhuusters, die moeten we hier niet. Dat zijn druktemakers. Die komen ruzie maken. Vooral in de bars in de buurt. Daar gooien ze met glazen, en er wordt ontzettend geknokt. Dat is de Bakhuuster jeugd. Nee, niet de oude Bakhuusters, dat zijn prachtmensen. De discussie gaat nu in de richting van het onderwerp: de jeugd van toen en nu. Er blijken verschillen. Meneer "Welgelegen" meldt: Wij hadden niet zo veel geld als de jeugd van tegenwoordig. Kijk, als wij vroeger geknokt hadden, en je kwam met een gescheurd overhemd of een kapotte broek thuis, dan kreeg je nòg een keer knokken. Maar tegenwoordig, ach, ze dragen vodden, de jongeren, dat vinden ze juist mooi. En ze slaan rustig een hele zaak in elkaar. Wij vochten het vroeger altijd op straat uit. En dan sneuvelde er hooguit een koplamp van een fiets of zoiets. Maar hier in "Spoorzicht" maken ze geen drukte hoor, ook die Bakhuusters niet. Laatst was hier een groepje van die lui, en die begonnen te roepen: "Bier, bier, bier, bier". Maar Hogeveen liet ze rustig een kwartier wachten. Als hen zoiets in een bar overkomt, dan slaan ze de hele boel kort en klein. Maar dat doen ze hier bij Hogeveen toch niet. Meneer Hogeveen mengt zich niet in de discussie. De 59-jarige kastelein tuurt uit het raam. Denkt hij aan de 200 gulden van NIEUWE REVU? Aan de Duitser aan wie hij vorige week voor 250 gulden twee van zijn aardige bebloemde café-lampjes heeft verkocht? Of aan de nieuwe Horeca-bepalingen in Amsterdam, waar gescheiden dames- en heren toiletten worden voorgeschreven? Bij "Spoorzicht" zijn in elk geval geen gescheiden toiletten. Er zelfs helemaal géén toilet. Wie moet wateren gaat maar naar buiten. Zo is het altijd geweest. Zo zal het nog wel even blijven. Terwijl meneer Hogeveen in gedachten verzonken is, halen we met zijn echtgenote herinneringen op aan vroeger. Hoe het allemaal begonnen is, hoe het allemaal zo gekomen is. Het is net een roman, zegt ze. De manier waarop ik m'n eerste man heb leren kennen. Dat was hierboven het café, waar altijd muziekuitvoeringen werden gegeven. Ik was 16. Hij was 22. En hij wilde me na afloop naar huis brengen. Maar daar voelde ik niets voor. "Je lijkt m'n vader wel" zei ik tegen hem. Ik vond 22 jaar toen erg oud. Drie jaar later kregen we tóch verkering. Ik trouwde met 'm toen ik 22 jaar was, en daarna zijn we meteen naar Amerika vertrokken. Zijn ouders woonden daar al, en hadden geschreven, dat het er zo geweldig was. Zes jaar hebben we daar gewoond, in het stadje Kenosha in Wisconsin. We wilden daar wat geld verdienen, sparen en dan terug naar Friesland. Maar van dat sparen kwam niks terecht. We arriveerden in 1928 in Amerika en een paar jaar later had je de grote fall in de stockmarket. Toen brak de grote depressie aan. Bovendien bleek mijn man ongeneeslijk ziek te zijn. Hij had gewrichtsreumatiek. Ik werkte daar in de hoserie, de kousenfabriek. Of ik teleurgesteld was? Ach nee. Ik neem het leven zoals het is. Ondanks alles ben ik toch zes jaar samen met mijn man gelukkig geweest, in Amerika. Dollars, waarvoor we gekomen waren, hebben we niet in onze handen gekregen. Maar de dollar heeft ook geen kans gezien om ons in zijn vingers te krijgen. En daar ben ik eigenlijk wel blij om.

Met bevallige hand is er gerangschikt. Zelfs een schilder van stillevens zou zoiets niet kunnen.   

Aansluiting gemaakt

Na zes jaar keerde het echtpaar naar Koudum terug. "Ik was toen 28 jaar. Omdat mijn man Joute Ferwerda, zwak was, hebben we toen dit café gekocht. We hebben hier nog vier gelukkige jaren doorgebracht, en toen is mijn man gestorven. Hij was 38 jaar. En toen was ik weduwe. En stond ik er alleen voor. Ik had één dochtertje. Ik was 32, dus u begrijpt, er kwamen hier in het café natuurlijk allerlei mannen hè. Maar ik had het al na vijf minuten door, wanneer ze wat wilden. En dan maakte ik korte metten: inpakken en wegwezen. En toen werd het oktober 1940. En toen spoelde Aart aan met de waterleiding. Ik zie hem nog staan, zoals ie hier de eerste keer binnenkwam. Hij was fitter bij de waterleiding. Hij kwam hier om leidingen te leggen. Hij kwam binnen en dacht: Bliksem, dat is nog niet zo'n raar kostvrouwtje, dat daar staat. Aart Hogeveen nog altijd kalm en bedaard achter zijn biertje, laat nu ook van zich horen: Maar toen was ze knapper dan nu, hoor... Maar mevrouw laat zich niet van de wijs brengen. In 1942 zijn we getrouwd. Aart was 10 jaar jonger dan ik, maar ik heb me nooit iets aangetrokken van wat de mensen zeiden. Aart, die nu de smaak te pakken krijgt: Ik werkte dus bij de waterleiding, en toe heb ik hier mijn aansluiting maar gemaakt. Hahahaha.

Hij kwam binnen en dacht: bliksem dat is nog niet zo'n raar kostvrouwtje dat daar staat.

Mevrouw: Op 18 juni 1942 zijn we getrouwd, en op 23 maart 1943 werd onze dochter geboren, Greet. Precies  negen maanden later, dus dat was allemaal heel netjes. Later kregen we nog een dochter, en nu hebben we al acht kleinkinderen. Er is inmiddels een blonde heer, gekleed in blauwe overall, binnengekomen. Hij haalt voor zichzelf een pils uit de ijskast, meldt dat hij in Hindeloopen woont en vraagt of ik daar wel 'ns ben geweest. Het antwoord is: nee. Het tweede deel van zijn aandeel in het gesprek bestaat uit de mededeling dat zijns inziens alle journalisten leugenaars zijn, hetgeen ik bevestig. Allemaal niet zo erg, ware het niet dat hij zowel de vraag inzake Hindeloopen als de constatering inzake de journalistiek nog een keer of zes herhaalt.Rondborstige stoere Friezen keuvelen rondom de eikenhouten tafel. [v.l.n.r.: Pertrus van der Veer, Sipke Bakker en zijn dochter Tineke en vooraan Aart Hogeveen].

Het wordt derhalve tijd om het bruinste (?) café van het land weer 'ns te verlaten. Volgend jaar, 12 mei 1975, dan zitten we 40 jaar in dit café. Dan houden we open deur, zegt kastelein Hogeveen, op een toon alsof hij de sluiting van zijn zaak aankondigt. Onze blik wordt nu getroffen door een bordje boven zijn hoofd: "Er verdrinken er meer in het kleine glaasje dan in de Grote Oceaan." Inderdaad: tijd voor de bedstee.