17 april 1945, bevrijders in Koudum

Henk Glimmerveen, 'Herinnering aan de bevrijding van Koudum, op 17 april 1945

In volle vaart kwamen de Canadese gevechtswagens aanrijden uit de richting van Hindeloopen. Ze remden af voor de brug, maar al in de bocht gaven ze weer vol gas. Ik stond op de 17e april 1945 voor de boerderij van Wieger Kok, even buiten Koudum aan de noordoostelijke kant van het dorp. In mijn herinnering waren de tanks afgesloten; ik zag geen militairen in de tanks. Toch zwaaide ik. Ik beseft dat onze bevrijders eraan kwamen.

(Beide foto's uit de collectie Klaaske Jansen-Muizelaar.) Daar komen onze bevrijders ! Ik was in het voorjaar van 1945 als elfjarige evacué (verdrevene) ondergebracht bij de familie Kok. Ik probeerde mee te helpen in het boerenbedrijf; leerde er zelfs melken. Mijn ouders en drie zussen waren ook in Koudum, verspreid over verschillende adressen, want kennelijk had niemand in het dorp de mogelijkheid om een heel gezin onderdak te bieden. In februari 1945 hadden mijn ouders kans gezien met hun gezin vanuit Maarssen (bij Utrecht) naar Koudum te vluchten. Op het nippertje: We waren in West-Nederland op de rand van de hongerdood. We zochten ons heil in Koudum omdat mijn grootmoeder in 1886 daar geboren was. We wisten dat er nog enkele verre familieleden woonden, al hadden we hen nooit eerder bezocht. In onze woonplaats Wageningen hadden we bij het begin van de Slag om Arnhem op 17 september 1944 een bombardement en zware beschietingen meegemaakt. Daarop gaven de Duitsers aan alle bewoners van de Veluwezoom het bevel hun woonplaatsen te verlaten. Op onze evacuatieadressen in Veenendaal en Maarssen was de kwaadaardige Duitse bezetter altijd dichtbij. Wat dat betreft was Koudum een verademing.

Veel nieuws over de oorlog drong niet tot Koudum door. Er waren geen kranten, bijna niemand had radio (en wie zijn radio niet had ingeleverd, sprak daarover niet); illegale bladen waren er misschien wel, maar wij, kinderen, kregen ze niet te zien. Van de oorlog merkten we in Koudum niet zoveel. Duitse militairen vertoonden zich er weinig; er waren geen gevechten in de omgeving en zelfs kwamen er - anders dan in Wageningen - maar zelden geallieerde of Duitse vliegtuigen over. We wisten dus ook niet dat in maart en de eerste helft van april 1945 steeds grotere delen van Oost-Nederland werden bevrijd. Op 15 april was Leeuwarden vrij, maar Zuidwest Friesland was nog bezet. Op de avond van de 16e april (een maandag) werd het gerucht steeds sterker dat de bevrijding nabij was. Mensen hoorden uit andere delen van de provincie dat daar Canadezen waren gearriveerd. Plotseling verschenen er aan allerlei huizen rood-wit-blauwe vlaggen, maar ze verdwenen weer haastig toen het gerucht doordrong dat er nog Duitsers bij de Galamadammen zouden zijn. ’s Avonds werden enkele NSB’ers uit het dorp - onder gejuich van omstanders - opgebracht. Dit gebeurde door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, gewoon mensen uit Koudum die in het verzet hadden gezeten en die een band om de arm deden waardoor hun (nieuwe) functie duidelijk werd. Ze voerden de opgepakte NSB’ers af naar het gemeentehuis waar dezen werden opgesloten in de politiecellen onderin het gebouw. ’s Avonds bleef iedereen gewoon buiten. Weliswaar had geen enkele autoriteit aangekondigd dat de spertijd (na 20.00 uur mocht niemand zich meer buitenshuis bevinden) opgeheven was; maar iedereen begreep blijkbaar dat zo’n verbod niet langer van kracht kon zijn. Dat de bevrijding echt was aangebroken, bleek de volgende dag, die 17e april 1945, toen een groep Canadese soldaten met gevechtswagens het dorp binnenreed. Ze zetten hun voertuigen neer op een weilandje dicht bij het centrum van het dorp (waar later een basisschool is gebouwd) en gedroegen zich tamelijk ontspannen. Ze deelden chocola en sigaretten uit en babbelden met dorpsbewoners. Mijn vader vond het prachtig: hij stond, met twee van zijn kinderen aan de hand, druk Engels te praten met enkele Canadezen. Het evenement was van korte duur. Al na weinige uren vertrokken de bevrijders, na nog een korte rit door het dorp. Volgens de verhalen moesten ze vanaf de IJsselmeerkust bij Workum de Duitsers op de Afsluitdijk beschieten. Noord-Holland was immers nog door de Duitsers bezet en de (kort voor de oorlog gereed gekomen) Afsluitdijk vormde dus het frontgebied. De Duitsers probeerden te beletten dat de geallieerden de dijk zouden passeren en van het noorden uit West-Nederland zouden veroveren. Na het vertrek van de Canadezen ging het leven in het dorp Koudum bijna op de oude voet verder. Tot op de avond van 4 mei bekend werd dat het einde van de oorlog in de rest van Nederland nabij was. Op de ochtend van de 5e mei zag ik vanaf het land achter de boerderij van Wieger Kok dat de Nederlandse vlag wapperde op de toren van de Nederlands Hervormde kerk. Ik ging snel vragen waarom dit was. “Heel Nederland is vrij”, wist Wieger Kok me te vertellen.

Foto van de intocht Canadezen in Koudum afkomstig uit de collectie G. Koopmans. Op een weiland aan de Bovenweg ter hoogte van het Heale Paad hadden de Canadese bevrijders een soort kampement toen ze net in Koudum waren. Dat was nog eens een feest, witbrood, soep uit mestings, chocolade en sigaretten, wat een weelde. Als jongetje van vijf jaar maakte dat op Hindik de Jong een grote indruk.

De bevrijding van Koudum. Hier een Canadese tank voor het Wapen van Friesland en "bemand" door vele Koudumers. Helemaal links staat Geert Hoekema. De man met het kruisje is een Stellingwerf en rechts vooraan op de tank, met een hand op zijn schouder, is Piet Venema. De man met de armen om zich heen is Ids Attema en de man met de zwarte pet, achter het fietsstuur, is Cor de Vries. Foto ingestuurd door Jantsje Albada-Venema. Tekstaanvullingen van Tine Klein.

17 april is de officiële bevrijdijgsdag van de gemeente HON en van Koudum.

 

Koudum zestig jaar geleden bevrijd

Officieel werd Friesland op 15 april 1945 bevrijd van de Duitse onderdrukking. Deze dag wordt dit jaar voor de zestigste keer herdacht. Voor Koudum geldt de 17e april  want op die dag arriveerden de Canadezen in ons dorp. Een terugblik. Mevrouw T. de Jong-Visser (Sybren-Tiete) was drieëntwintig jaar toen de oorlog uitbrak. Zij was werkzaam in de bakkerswinkel van haar zuster en zwager aan de Hoofdstraat, het pand waar nu bakkerij van der Molen gevestigd is. Op die bepaalde zaterdag in 1940 kwamen drie zwaarbewapende Duitse soldaten de winkel binnen. Dat was schrikken natuurlijk, want het waren tenslotte geen graag geziene klanten die daar binnenstapten. Deze soldaten van de fronttroepen waren op verkenning uit en waren de doodsbange venter Ane Finnema vanaf Oudega (H.O.N.) gevolgd. Toen ze zagen dat er genoeg ruimte en warm water aanwezig was in de bakkerij werd besloten dat een grote groep Duitse soldaten de bakkerij als wasgelegenheid zou gaan gebruiken. De eigenaar durfde niet te protesteren. “Wy hiene yn’t begjin gjin lêst fan de Dútske soldaten,” vertelt mevrouw de Jong “einliks wiene it gewoane jonges, dy’t spookbenaud wiene, want se moasten de Ofslútdyk oer, dy’t sy “Totendamm” neamden. Se mienden dat, ienkear oan’e oare kant, se ek al hast yn Ingelân wiene.” Er werd zwaar gevochten bij de Afsluitdijk. Mensen uit Makkum, Wons en omstreken vluchtten weg. In 1942 trouwden Sybren en Tiete de Jong en openden ze een manufacturenzaak aan de Beukenlaan (later winkelpand Ype Pries). “Myn man wie fakentiids de hiele wike op reis it lân troch. Hy hie dan meastal griente en fruit mei om te ruiljen foar spullen foar de winkel. D’r wie yn dy tiid in soad ruilhannel.” Toen er op de stations steeds vaker razzia’s werden gehouden, waarbij mannen opgepakt en op transport naar Duitsland werden gesteld, ging Sybren de Jong niet meer op reis. In de loop van de oorlog kreeg het georganiseerde verzet, waarin een aantal Koudumers actief was, steeds meer vorm. Als gevolg van een tweede overval op het distributiekantoor te Workum, waarna de koerierster met de schuilnaam Annie Westland in Utrecht werd opgepakt, werd in 1944 eerst Tjalke van der Wal en vlak daarna Gerben Ypma (“grutte Klaas”) gefusilleerd. In die tijd werd de in deze contreien werkzame Amsterdamse verrader Arend Klee door verzetsmensen doodgeschoten. Zijn lijk werd bij de Galamadammen in het water gegooid. Als represaille zetten de Duitsers vijf  Koudumers vast op het politiebureau te Sneek: P. de Jager, J. Muizelaar, H. de Jong, ds. A.J. van Dijk en L. Dokkum. Op 12 februari 1945 werden ze samen met vijftien anderen door het verzet bevrijd. Lolke Dokkum werd voor een tweede keer opgepakt en op transport naar Duitsland gesteld. Gelukkig zijn allen er uiteindelijk heelhuids vanaf gekomen. Mevrouw De Jong herinnert zich de aankomst van de Canadezen nog heel goed.“Der siet in hiele ploech op’t lân tusken de Easte en de Boppedyk, der’t no de bejaardenhúskes steane. In hiele soad Koudumers giene d’r op ôf, eltsenien wie optein, wy wiene befrijd!” De volgende dag was er een dankdienst in een volle kerk. De bevrijdingsfeesten vonden eind augustus plaats (Bulte Nijs, april 2005).