10 en 12 febr. 1945, vijf inwoners gearresteerd en bevrijd

In de nacht van 9 op 10 februari 1945 arresteerde een groep van ongeveer 15 SD-ers van de eenheid in Staveren, vijf inwoners van Koudum; drie van hen werkten op het gemeentehuis: secretaris Pieter de Jager, eerste ambtenaar Lolke Dokkum en Hinne de Jong, hoofd van het distributiekantoor. De beide anderen waren de gereformeerde dominee Arie Jan van Dijk en manufacturier en gereformeerd ouderling Jan K. Muizelaar. Anne Osinga en zijn kompaan en huisgenoot Winus Steenhuizen ontsprongen de dans omdat ze niet thuis waren op het moment van de inval. Uit veiligheidsoverwegingen sliepen ze elders. Steenhuizen en Osinga speelden een belangrijke rol in de lokale verzetsbeweging. De eerste was de aanstaande schoonzoon van De Jager. Ook ds. Van Dijk en Lolke Dokkum waren zeer actief in het verzet. 

Zwaar bewapende soldaten met herdershonden omsingelden de huizen. Zoeklichten op de gevels - er was geen ontkomen aan. Steenhuisen was getuige van de arrestatie van zijn aanstaande schoonvader Pieter de Jager en heeft daarover na de oorlog schriftelijk verklaard. Ook Lolke Dokkum maakte kort na de bevrijding een verslag. In nuchtere bewoordingen vertellen ze wat er die nacht gebeurde. Dokkum beschrijft ook nog hoe ze naar Staveren zijn gebracht en wat daar voorviel: burgemeester Reitsma kwam tevergeefs om hen vrij te pleiten en hun vrouwen brachten kleren. Ze moesten de Duitsers helpen met bepaalde klusjes zoals het halen van brandstof.

Het verslag van Lolke Dokkum begint zo: 'Zaterdagmorgen 10 februari 1945, des voormiddags om ongeveer 4 uur, werd ik gewekt door het overgaan van onze deurbel. Omdat aanhoudend werd gebeld, voortdurend aan de deur werd gerammeld, tegen de deur werd geschopt en zeer luidruchtig werd gesproken, had ik onmiddellijk door dat het Duitschers waren. Ik ging zoo snel mogelijk, ongekleed, naar beneden (onze slaapkamer is boven) en opende de voordeur. Een walm van sterke drank kwam mij tegemoet, gevolgd door verschillende Duitschers, alsmede de gemeentesecretaris de heer P. de Jager.' Zijn huis werd doorzocht en bij vertrek moest hij zijn fiets pakken. Dokkum woonde aan de Dammenseweg, tegenover het gemeentehuis. In de Hoofdstraat werden de arrestanten verzameld.

De vijf werden meegenomen naar hotel De Vries in Staveren (De Vrouwe van Stavoren) waar de SD of Grüne Polizei was gevestigd. Dokkum: 'wij werden in de gelagkamer gebracht, waar wij op een rijtje, naast elkaar, moesten gaan zitten. De commandant van de ‘Staverensche groenen’ de heer Lohman, gaf ons uitdrukkelijk te verstaan, dat wij geen woord met elkander mochten spreken en ging daarna naar bed. ’t Was toen ongeveer half zes in den morgen. [...] Van een andere daar aanwezige arrestant hoorden wij later, dat de ‘heeren’ de vorige (vrijdag) middag een soort van vergadering hadden gehad, waarin hij voortdurend over Koudum had horen spreken. Zij hadden een telefoongesprek met Sneek gevoerd of hadden op een andere manier berichten uit Sneek (waar hun bazen een afdeeling SD, verbleven) ontvangen. Wat er precies besproken was kon hij niet verstaan. ’s Avonds hadden de heeren feest gevierd, meisjes opgehaald, lekker gegeten en gedronken, en toen zij half dronken waren, zijn zij met een man of 15 op stap gegaan, zooals later bleek naar Koudum, om ons op te halen.'

De vrouwen van De Jong en Dokkum en twee dochters van De Jager ondernamen nog dezelfde dag een vergeefse poging om hen vrij te krijgen. Ook de vrouw van ds. Van Dijk moet naar Staveren zijn gereisd, met de brik van Willem de Boer. Mijn moeder Wieke Jansen was net 9 jaar geworden en woonde in Staveren. Vanachter de ramen van hun huis aan de Voorstraat was ze getuige van de bijzondere ontmoeting. Van de ene kant zag ze de brik van Willem de Boer aankomen, met aan boord twee dames. Vanaf het Noord reed over de Voorstaat een Duitse legertruck. Ze passeerden elkaar op de hoek bij de doopsgezinde kerk en het houten bruggetje. Beide voertuigen stopten. Uit de brik kwamen twee vrouwen, onder wie de vrouw van ds. Van Dijk. Ze renden naar de auto en werden min of meer opgetild door mannen op de bak.

Dokkum gaat niet in op de reden van de arrestaties, slechts dat zij waren aangemerkt als 'schwere verbrecher’. Jan Muizelaar heeft zijn leven lang over de arrestatie gezwegen. Over zijn rol in het verzet is weinig bekend. Hij bracht illegaal drukwerk rond en nam als ouderling van de gereformeerde kerk, samen met Sjoerd Zeijl, op huisbezoek bij Duitsgezinde geloofsgenoten geen blad voor de mond. Muizelaar was als manufacturier een collega van verzetsman Anne Osinga, die ook op het lijstje van de Duitsers stond: Op de nacht van 9 op 10 februari 1945 zijn ze bij ons geweest en vonden het huis leeg. Ze zijn toen naar een collega van mij gegaan, aldus Osinga. Uit de verslagen blijkt niets van angst en onzekerheid, toch moet het behoorlijk geknaagd hebben. Ze kenden uiteraard de verhalen over de willekeur waarmee arrestanten uit hun cellen werden gehaald om te worden gemarteld, als het daar al bij bleef. Bij hoge uitzondering doorbrak Jan Muizelaar zijn stilzwijgen een keer toen hij zich liet ontvallen zijn eigen doodsvonnis te hebben gelezen.

Vanuit Staveren zijn de arrestanten naar Sneek vervoerd. De vrachtwagen van het Hindelooper transportbedrijf werd daartoe aangerukt en bracht hen naar het politiebureau in Sneek. Dit bedrijf heeft dergelijke ritten voor de Duitsers meermaals verzorgd. De regel was dat de gevangenen de eigen transportkosten van maar liefst 10 gulden zelf moesten betalen.

Het Sneker politiebureau was gevestigd aan het Martiniplein, op nr. 7, het vierde pand van de oostelijke gevelwand vanaf de hoek bij de kerk. Op deze foto uit 1945 poseert agent Jelle Jorna op het Martiniplein bij een politieambulance (collectie De Tiid, Bolsward). Rechts de foto bij het ronkende artikel: "Door twee schitterende overvallen 28  gevangenen in Sneek verlost", in de weekendbijlage van de Leeuwarder courant van zaterdag 3 april 1965.

Lolke Dokkum zwijgt over het verblijf in Sneek op zondag 11 februari en is opvallend kort over hun bevrijding op maandagochtend: 'In Sneek werden wij tezamen in een cel in het politiebureau opgesloten, waaruit wij des Maandagsmorgens d.a.v. tusschen 5 uur en half zes door de ondergrondsche werden bevrijd.' Deze actie is de geschiedenis ingegaan als de eerste overval op politiebureau Sneek op 11 februari 1945 (feitelijk was het 12 februari, volgens Dokkum). Tijdens deze geweldloze overval kon een Friese knokploeg twintig verzetsmensen bevrijden. Dit was mede mogelijk door politieman Dick Brouwer, schuilnaam Bontje, hij speelde een dubbelrol binnen het politiebureau van Sneek. Een van de verzetslieden die de overval uitvoerden was Haitze Wiersma. Het verzet bracht hen in veiligheid in de HBS te Sneek en daarna op boerderijen rond Sneek. Behalve Lolke Dokkum, want hij werd bij toeval dezelfde week nog opnieuw gearresteerd, onder een valse naam, en in Fürstenau Duitsland te werk gesteld.

Hinne de Jong was al net zo zwijgzaam als Muizelaar. Maar ook hij liet af en toe wat los en vertelde bijvoorbeeld dat de zolder van de HBS te Sneek de eerste schuilplaats was na de bevrijdingsactie. Ze liepen er op sokken naartoe. In ieder geval zijn Muizelaar en de Jong daarna ondergebracht op een boerderij te Wiuwert, waar ze tot de bevrijding zijn gebleven.

Oorlogsschrijver en oud-KP-leider Pieter Wijbenga besteedt in deel III van zijn werk Bezettingstijd in Friesland zeven bladzijden aan de geslaagde overval. Alle mogelijke details komen naar voren. Aan het einde wijdt hij welgeteld één alinea aan de Koudumer arrestanten (deel III, 262), dit is tevens het enige dat hij schrijft over de gebeurtenissen in Koudum in januari en februari 1945. Door mijn onderzoek zoals beschreven in It Grutte Swijen, weten we dat er veel meer aan de hand moet zijn geweest. Wijbenga volgt de officiële lijn en noemt de arrestatie van Dokkum c.s. een represaille voor het doodschieten door het verzet van Arend Klee. Maar het doodsvonnis van Muizelaar, de actieve deelname aan het verzet van Dokkum en Van Dijk en niet te vergeten van Steenhuizen, de aanstaande schoonzoon van De Jager, en het feit dat de arrestanten als 'schwere verbrecher’ werden aangemerkt, maakt duidelijk dat zij niet slechts willekeurig opgepakt waren. In zijn afscheidsinterview (Leeuwarder Courant 19-02-1977) zei politieman Dick Brouwer over de bevrijdingsactie: 'De meeste gevangenen werden gered van de kogel.'

Wijbenga's woorden over de gebeurtenissen in Koudum zijn gebaseerd op de gemanipuleerde officiële verbalen van de politie. Volgens critici kan het werk van Wijbenga als geheel, niet gezien worden als een objectief geschiedkundig onderzoek, vanwege zijn actieve betrokkenheid bij het verzet en als ARP-voorman.

Deze oproep liet Wijbenga plaatsen toen hij bezig was met het verhaal van de overval in Sneek voor deel III van zijn werk Bezettingstijd in Friesland.

Gerbrig Dokkum, een tante van Lolke, moet het zijn tegengevallen dat Wijbenga in zijn boek uiteindelijk zo beknopt was. Zij stuurde de schrijver in 1977 een brief, naar aanleiding van diens krantenoproep, over de namen van de bevrijde personen. Ze informeerde hem over de vijf Koudumers, schreef over de grote opluchting in het dorp toen zij kort na de bevrijding heelhuids terugkwamen en ze bestelde alvast drie exemplaren van Wijbenga's boek. Gerbrig stuurde ook de actuele adresgegevens, inclusief telefoonnummers, van de weduwe van de inmiddels al overleden Lolke Dokkum en van Hinne de Jong. 'J. Muizelaar leeft nog en woont in Hilversum,' schrijft ze. De brief van Gerbrig Dokkum is als bijlage toegevoegd aan de pagina van Lolke Dokkum, waar ook diens verslag te vinden is.

Jan de Vries, 23 januari 2023.