Dominee Daniël Simon Sibersma

Daniël Simon Sibersma, geb. 1696 Amsterdam, gest. nov. 1728 te Middelburg, is een zoon van de Friese predikant Hero Sibersma (1644-1728) en Catharina Ruardi. Na te Leiden, waar hij 30 Mei 1716, ‘honoris ergo’, werd ingeschreven, te hebben gestudeerd, trad hij 7 Nov. 1723 als predikant in dienst te Koudum. 14 Juli 1726 ging hij vandaar naar Schermerhorn, om ongeveer twee jaar later die standplaats weer te verlaten voor Middelburg, waar hij tot zijn dood is gebleven. In zijn jeugd schreef hij: Paraphrases Horatianae (Van der AA, Biographisch woordenboek).

Een graf is al te klein voor d' overgrote gaven
Van SIBERSMA, daerom bevatten hem twe graven:

Het ingewant der aerd' is 't graf van 't dor gebeent
En 't hart der vromen hem het twede graf verleent
Terwyl wy zyne deugt met onze tongen prijzen
Zal hij met d' Engelen Godt lof en dank bewijzen

Het schijnt dat Sibersma's 'intree-rede' te Middelburg duurde van 13.30 tot 18.30 (De Zeeuw Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland 7 mei 1907). Gezien de bron Pieter de la Rue (1695-1770) is dat mogelijk overdreven. Sibersma is nog in hetzelfde jaar dat hij daar kwam overleden. Karel Koenraad Reitz, preceptor van de Latijnsche School te Middelburg maakte op de dood van Sibersma een gedicht ook wel grafschrift genoemd, in het Latijn. Het is met een vertaling afgedrukt in: Maendelyke uittreksels, of de Boekzael der geleerde werrelt, Volume 1, januari 1729 (Amsterdam 1729). In dit boek ook een levensbeschrijving.

's Gravenhaegse courant 15 juli 1729.