Dominee Eliëzer Kropveld

kropveld

Eliëzer Kropveld (1840-1920) Gereformeerd predikant te Koudum van 1874-1879.

Drie lijken te gelijk op het kerkhof !

Met dit woord begroette ik gistermorgen de schare, die als naar gewoonte op den rustdag des Heeren in het huis des gebeds was samengekomen.
Drie lijken te gelijk op het kerkhof! dit hartverscheurend tooneel was den vorigen dag door ons dorp aanschouwd, een tooneel 't welk ieder oog bevochtigde en ieder hart deed schokken.
Een zware ramp heeft "de Zuidwesthoek van Friesland" getroffen, bijname de Gemeente "Hemelumer Oldephaert en Noordwolde."
Onder de ongelukken door de jongste storm veroorzaakt, behoort ook het zinken van de Stoomboot Willem III, varende van Sneek op Stavoren. Reeds dinsdagavond 30 januarij jl. gezonken, kwam eerst den volgenden morgen redding opdagen; maar helaas niet allen konden meer worden gered! Reeds 14 ongelukkigen hadden den dood in de golven gevonden of waren op het wrak van de boot door het slaan der golven bezweken.
Van die 14 slagtoffers waren er 11, inwoners dezer Gemeente; van die 11 werden er Zaterdag 5 in het naburige Oudega en 4 op ons dorp ter aarde besteld.
Reeds om 10 uur  's morgens verkondigde het klokgebrom, het wel doorvlijmend woord: de eerste der slagtoffers zal grafwaarts worden gedragen.
Lang was de lijkstoet en zwaar was de rouw, die op aller aangezicht was te lezen. En geen wonder! een jongeling krachtvol en schoon, werd in den grafkuil nederlaten; een jongeling vol levenslust en levensmoed, en toch reeds het eerste van allen bezweken; nog niet lang was de boot gezonken of Siebold Wiersma was een lijk. Stof tot spreken was er in het klaaghuis dan ook wel, jammer, dat we maar al te spoedig moesten afbreken.
Kwart voor een werden we elders geroepen; drie huisvaders, slagtoffers van dezelfde ramp zouden op den akker der dooden worden bijgezet. Drie lijken achter elkander, drie families, drie lijkstaatsies naast elkander! nooit was de droefheid zoo algemeen. Wie zou niet schreien bij het zien van zulke zwaar beproefde weduwen, bij de gedachte aan zóóveel wezen, bij de herinnering aan zulk een hartverscheurende ramp.
Ieder is er vol van, op ieder maakt het indruk, geheel ons dorp, geheel de Gemeente is in rouw. Hoe lang zal ze duren, hoe diep zal ze zijn? Dit is alleen  den Kenner der harten en proever der nieren bekend.
Op smartelijke wijze is ons gepredikt, dat ons leven slechts een damp is en dat de dood ieder uur wenkt, bij vernieuwing ons geleerd, dat op zijn wijsheid en sterkte niemand kan bouwen.
Hoe gelukkig dan de mensch, wiens sterkte de Heere is, die Jakobs God ter hulpe heeft. Dan behoeven we voor den dood niet te schrikken, om het even of wij hem dan vinden op ons bed of in de golven. Indien Christus ons deel is, dan zullen we met Hem leven, leven, tot in alle eeuwigheid.
Hoe schrikwekkend is echter de toekomst, voor hem, die nog leeft in de zonde of nog steunt op zijn deugd! Waarmee, mijn vriend, zult gij voor God verschijnen? Uwe steunsels zijn staven die u de handen doorboren en uwe vreugde vergaat in een eeuwige droefheid.
Zendt God u zijne roepstemmen, wilt gij er toch naar horen want op het verharden tegen God heeft nog nooit iemand vrede gehad.
En wilt ge vrede, ware, goddelijke vrede?
Zoek dan vergeving bij God in Christus, die "om zondaars te redden den hemel verliet", en die het meermalen heeft uitgesproken, dat Hij bereid is te ontvangen een ieder, die tot hem komt.
Kom dan tot Hem, die bij 't naderen van den dood uitkomst geeft, en na den dood schenkt het eeuwig zalig leven.

Koudum, 5 Febr. 1877

E. KROPVELD

Uit: De Bazuin (XXV no. 6 van 9 februari 1877)

Het bovenstaande artikel werd ingestuurd door Leo van Rikxoort uit Schoonebeek, die voor zijn doctoraalscriptie theologie (hoofdvak kerkgeschiedenis) onderzoek doet naar leven en werk van de Joodse ds Eliëzer Kropveld (1840-1920).