Douwe en Baukje van Dijk-Pan

Douwe van Dijk, geboren Koudum 31 aug. 1844, daar overleden 16 aug. 1940, zoon van Heye van Dijk en Geertje Wouters. Hij trouwde op 21 mei 1868 te Koudum met Baukje Reinders Pan, 24 jaar en geboren te Koudum. Zij kregen twee kinderen: Trijntje, trouwt Willem de Boer en Wouter, trouwt Ieke Jacobs Aukema.

Herinneringen aan den oud-klokluider Douwe van Dijk van Koudum 

Op bijna 96-jarige leeftijd is dezer dagen overleden de oudste inwoner van Koudum, de heer Douwe van Dijk. Alde Douwe was een bekende figuur in de Zuidwesthoek van Friesland en vooral in zijn woonplaats waar hij de functie van koster, doodgraver en klokluider heeft vervuld. Ter gelegenheid van het laatste klokluiden van de heer Van Dijk, eind Juni 1927, schreef de heer Krol in de Koudumer Courant het volgende:

"Het was donderdagmiddag (30 Juni 1927) 4 uur de laatste maal. Hij luidde als gewoonlijk. Doch neen, 't luiden was anders: de klank was dieper en de galmen waren langer. Er lag meer in dit luiden. Ik merkte het onmiddellijk en er waren vrouwen, die het ook bemerkten en naar buiten kwamen. Op het veld bleef menige werkman even op het gereedschap leunen om intens naar de bijzondere klanken van de oude klok te luisteren. Het was of de oude klokluider ons een laatste woord op onze levensweg wilde meegeven; dit woord: 'Leer ons.... alzoo.... onze.... dagen.... tellen.... dat wij.... 'n wijs hart.... be.... ko.... men.'
Die namiddag herinnerde hij ons sterk aan de klokluider van Oostloorn, in wiens luiden de diepte kwam en wiens handen niet alleen de klok, maar ook het geweten luidden. Hij heeft zich thans losgemaakt van de verschillende baantjes, onze trouwe Douwe, die altijd op tijd en altijd secuur was. Van het kosterschap had hij zich reeds losgemaakt. Ook van het doodgraverswerk en nu moest hij zich losmaken van het klokluiden. Het ging hem niet gemakkelijk af; het touw kleefde aan zijn handen. Hij luidde lang en diep.Voor hem was de klok niet een grote bel met klepel. Voor hem was zij de wachter; de verkondiger van blijde en droeve tijdingen.
Er is op die middag veel door zijn hoofd en hart gegaan. Bijna 30 jaren liep hij van het graf naar de klok en van de klok naar het graf, hetwelk hij voor oudere tijdgenoten, voor jonge moeders en voor trouwe vaders gegraven had. Het liet hem niet ongeroerd, wanneer hij de dood van een jong leven moest aanzeggen, beluiden en het graf gereed maken. Het was zijn werk en zijn plicht, maar als hij dan op de rand van de kuil stond, dan kwam de ontroering. Dan zag hij niet in het graf, maar zijwaarts en achter een eigenaardig keelgeluid verborg hij zijn ontroering. Hij was wel sterk in het overwinnen van zijn ontroering. Menigeen zag hem voor hardvochtig aan, maar dat was hij niet. Het was zijn plichtsgevoel, dat hem de aandoeningen deed overwinnen, want overwon hij ze niet, hij had zijn werk niet kunnen doen.   Er werd zoveel van hem gevraagd.
Had hij niet naast vele doodstijdingen de mobilisatie moeten aankondigen, welke toen voor ons had de betekenis van de oorlog? De telegrammen, die elkander snel opvolgden, waarschuwden ook Douwe om zich klaar te houden. Totdat het beslissende bericht kwam: nu luiden, Douwe! Het ging hem door zijn hart, maar er was weifeling noch vertwijfeling, zoals bij anderen. Hij deed zijn plicht, maar er was diepte in zijn luiden, omdat hij dacht aan de bloem des volks, aan die jonge mannen die misschien het beste wat ze bezaten, hun bloed, moesten geven voor het vaderland. Ook riep hij trouw de gemeente op. Op gewone tijden en op hoogtijden. Het komen en gaan van menige herder. Niemand was meer onder de indruk van de vergankelijkheid van het leven, van het komen en het gaan. En nu zou hij gaan, nog ongebroken van kracht, nog helder van geest. Juist die voorrechten maakten hem het scheiden van de klok zoo moeilijk. Daarom luidde hij lang en diep.
Eindelijk lieten zijn handen het touw los. Wij hebben die handen nog even gedrukt en hem gezegd, dat wij ditmaal door de taal van de klok bijzonder getroffen werden. 'Het was voor het laatst na bijna dertig jaren en ik wilde het nu wat langer doen', zei de oude man, die daar voor ons stond met afgewend gelaat, pet scheef, wang scheef met de bekende glimlach op zijn verweerd gezicht. En toen kwam weer het bekende keelgeluid. Het luiden was anders geweest, maar ook onze oude klokluider was anders. Hij kon ontroerd zijn, ook als anderen hem voor onaandoenlijk hielden. Laten wij altijd met eerbied en toegenegenheid aan onzen ouden klokluider denken. God geve dat de ondergaande zon zijn weg naar het graf in goudglans zet!" (Het Leeuwarder Nieuwsblad, 27 aug. 1940).

De schrijver van dit fraaie stuk over klokluider Douwe is zeer waarschijnlijk burgemeester Jan Krol.

Douwe van Dijk in Het Schouwvenster

Al bij zijn pensionering in 1927, op 83 jarige leeftijd, kwam Douwe in de krant. Zijn overlijden haalde meerdere dagbladen. Nieuwsblad van Friesland 5 juli 1927 en 21 aug. 1940. De foto komt uit Het Schouwvenster en is ingezonden door Peter Dillingh.