Aanleg Slaperdijk 1732

In het jaar 1732, toen men met reden grootelyks bekommerd was over de woede der paalwormen, werd door deeze Grieteny een zwaare Slaaperdyk aangelegd, welke den ouden Zeedyk van 't Workumer Nieuwland naar Koudum, alwaar dezelve in 't hoog land versmelt; doch, ten Zuiden van Koudum, loopt dezelve naar Galama-Dammen, alwaar eene zware Schutsluis in 't vaarwater is gelegd, en voorts van den Oostkant der Sluis, tot in 't hooge land van Hemelum, daar alleen een duiker Sluisje gevonden wordt, diende tot eene uitwatering, waar door zich, de Oorden en Oud Karre in de Morrha ontlasten. Hieruit blykt, dan alle Dykbreuken, die tuschen Workum en Gaasterland voorvallen, maar een klein gedeelte der Provincie by aanhoudendheid, kunnen onder water zetten, en dat dit werk bygevolg van zeer veel nuttigheid zy. Doch zo ras 't zelve in order was, openbaarde zich een onvoorzien gebrek in de lossing des waters van Wymbritseradeel enz waar van men zelfs niet, dan na veel zoekens, den waaren oorsprong vond. Voor het leggen naamelyk van den Slaaperdyk in 1732, was er eene opening by de Galamadammen, door welke de Noordelykse Grietenyen haare uitwatering naar de Zuider Sluizen hadden, van ongeveer negentig voeten, die, door 't leggen van deezen dyk, merkelyk verminderd werd: want de Sluis, die men hier maakte, kreeg maar 25 voeten en drie duimen wydte, en de duiker was maar 8 voeten wyd; zo dat de geheele uitstroomende wydte nu in plaats van 90, alleen 33 voeten beliep, waar uit noodzaakelyk, by hoog binnenwater, eene groote belemmering in de uitstroominge moest ontstaan. Om deeze reden heeft men, in 1775, nog ene nieuwe Sluis, ter wydte van 18 voeten, in den Slaperdyk gemaakt, ter plaatse, daar dezelve zich met den ouden Zeedyk van 't Workumer Nieuwland vereenigt, en dus de uitwatering naar de Zuidelyke Sluizen aanmerkelyk bevorderd. Uit: Johannes Burger, De tegenwoordige staat van Friesland, (deel III,  1788).

Hoewel Koudum zelf hoog en droog lag, leverde het lage land rond ons dorp drie eeuwen geleden een groot gevaar voor de hele provincie op, wanneer er tussen Gaasterland en Workum een dijkbreuk zou ontstaan. Daar was men indertijd erg bang voor, toen de paalworm de houten zeeweringen aantastte. Dit "zeltzaam wormgeknauw", waaraan ds. De Gelder van Gaast meerdere preken wijde! In die tijd is daarom de Slaperdijk aangelegd van het Workumer Nieuwland tot aan het Hemelumer Hoog om bij doorbraak van de Zuiderzeedijk de ramp voor Friesland te beperken. Willem Loré was een bekende waterbouwkundige in Friesland. Hij bracht dit werk tot stand met behulp van vier bataljons soldaten.  De kosten bedroegen f. 115.000.- . Twintig jaar later werd de Slaperdijk verbreed en verhoogd. Ook de "Koudumer Zijl" werd nodig door de aanleg van de Slaperdijk, ook daar werd een stel sluisdeuren geplaatst als keersluis. Bij de laatste grote opknapbeurt van de brug zijn de sluisdeuren verwijderd. Bij de Galamadammen moesten natuurlijk sluizen komen, die aanvankelijk veel te smal waren, waardoor de waterlozing weer in het gedrang kwam. In 1836 werden ze geheel verbreed. Er was daar een "vermakelijke" herberg, zoals zoals er in die tijd verschillende in Friesland genoemd werden. De herberg, de tollen, de schouw en de visserij werden verpacht en groot was het aantal amateur-vissers, dat geregeld de herberg bezocht. Uit: A. Algra, De historie gaat door het eigen dorp (6 delen 1955-1960).Tekening van het kampement bij Koudum waar de soldaten bivakkeerden die de slaperdijk hebben aangelegd.Kaart uit: K.A Rienks en G.L. Waltther, Binnendiken en Slieperdiken yn Fryslân (Bolsward, 1954).

Slaperdijk In vroeger eeuwen bestond de kustverdediging uit een betrekkelijk lage dijk met daarvoor een scherm van houten palen. In 1732 braken die palen plotseling af als lucifershoutjes, als gevolg van vraat door paalworm. Een dijkbreuk bij Staveren betekende dat een fors deel van de provincie onder water zou komen te staan. Uiteraard werd het paalwerk in allerijl hersteld, en men besloot tussen de natuurlijke hoogten van Gaasterland en de oude dijk bij Workum nog voor de winter een tweede dijk of Slaperdijk te bouwen. De ingenieur Willem Loré (1679-1744) ontwierp de dijk en er kwamen militairen aan te pas om de klus te klaren. 2000 man klaarden het karwei in drie maanden tijd. De militairen bivakkeerden in tentenkampen, een ten oosten en een ten westen van het dorp. De Koudumer bult werd onderdeel van die slapende kustverdediging, zoals op het kaartje duidelijk is aangegeven. Het dijkvak ten zuiden van de Dammen bleef bewaard in de oorspronkelijke staat, en is een mooi landschapselement. Waarschijnlijk lag er in 1732 op het tracé tussen de Oude Dijk en het noorden van Koudum al een dijkje, daarop duidt de oude naam Kolderdam. In vroeger eeuwen was deze dijk met de Kolderbug de enige manier om Koudum te voet of met paard en wagen te bereiken. Uit: Jan de Vries, 'Straatnamen XIV' in: Bulte Nijs, dorpskrant van Koudum (nr. 257, april 2015).